Nieuws over het wetsvoorstel partneralimentatie
DERDE NOTA VAN WIJZIGING WETSVOORSTEL HERZIENING PARTNERALIMENTATIE – STAND VAN ZAKEN
Op 1 oktober 2018 hebben de indieners (VVD, PvdA, D66) van de Wet herziening partneralimentatie hun derde nota van wijziging ingediend, te vinden via deze link. Het wetsvoorstel is inmiddels onherkenbaar gewijzigd. Zelfs voor wie de evolutie van dit wetsvoorstel nauwgezet heeft gevolgd (zoals wij hebben gedaan, zie onze eerdere artikelen hier en hier), is het een hele klus om helder voor ogen te krijgen hoe de wettekst er uiteindelijk uit zal gaan zien.
Hoe je politiek ook denkt over dit voorstel: het lijkt ons in ieder geval noodzakelijk dat de indieners voor de behandeling in tweede termijn met een actuele, integrale tekst van het wetsvoorstel in zijn huidige vorm komen. Anders is de Kamer zo meteen aan het debatteren over een zoekplaatje in plaats van over een wetsvoorstel waar uiteindelijk rechters, advocaten en mediators in de praktijk mee uit de voeten moeten kunnen. Ook zou het goed zijn als de Raad van State opnieuw om advies wordt gevraagd, nu het wetsvoorstel zo ingrijpend is veranderd.
Wat is er in de derde nota van wijziging gebeurd? Minder dan in de tweede nota van wijziging, waarin al veel van de oorspronkelijke plannen en uitgangspunten werden los gelaten. Maar ook nu is er sprake van aanpassingen die een behoorlijke impact kunnen hebben op wie ermee te maken krijgt.
De hoofdregel en de uitzonderingen
De hoofdregel blijft dat de duur van de partneralimentatie de helft bedraagt van de duur van het huwelijk, met een maximum van 5 jaar. Dus, na een huwelijk van 8 jaar is er gedurende 4 jaar een recht op partneralimentatie; na een huwelijk van 14 jaar is er gedurende 5 jaar een recht op partneralimentatie. Op deze hoofdregel maakt de wet twee uitzonderingen, voor langdurige huwelijken en voor huwelijken met jonge kinderen. De voorziening voor de laatste groep blijft ongewijzigd: bij huwelijken met kinderen die jonger zijn dan 12 jaar, is de duur van de partneralimentatie maximaal 12 jaar (namelijk tot het jongste kind 12 jaar oud geworden is). Als een huwelijk strandt als het jongste kind 5 jaar oud is, is de partneralimentatieduur dus maximaal 7 jaar.
Uitbreiding van de uitzondering voor 50+-ers
De uitzondering voor de langdurig gehuwden wordt in deze nota van wijziging uitgebreid. Het eerdere voorstel regelde dat bij huwelijken die langer dan 15 jaar hebben geduurd én waarbij de leeftijd van de alimentatiegerechtigde ten hoogste 10 jaar lager is dan de AOW-leeftijd, de duur van de partneralimentatieplicht maximaal 10 jaar bedraagt. In deze nota van wijziging komt er een extra categorie bij: alimentatiegerechtigden die op het moment van inwerkingtreding van de wet 50 jaar of ouder zijn, maar nog niet de leeftijd van 57 jaar hebben bereikt, én die 15 jaar of langer getrouwd zijn op het moment van indiening van het echtscheidingsverzoek, hebben ook recht op partneralimentatie voor de duur van (maximaal) 10 jaar.
De voorgestelde wetstekst benoemt dat deze regel geldt voor alimentatiegerechtigden die geboren zijn op of voor 1 januari 1970, en in de toelichting wordt opgemerkt dat beoogd wordt om de wet in werking te laten treden op 1 januari 2020. Dat betekent dat deze extra uitzondering voor deze categorie alimentatiegerechtigden komt te vervallen 7 jaar na inwerkingtreding van de wet.
Met deze uitbreiding proberen de indieners tegemoet te komen aan de zorgen over de gevolgen van deze wet voor de oudere alimentatiegerechtigden. Tijdens de plenaire behandeling in eerste termijn (zie deze blog van Hanneke Moons) hebben vrijwel alle partijen aandacht gevraagd voor deze groep. 50+-ers hebben het doorgaans al behoorlijk moeilijk op de arbeidsmarkt en dat geldt te meer voor (in de meeste gevallen) vrouwen die gedurende het huwelijk niet of nauwelijks hebben gewerkt en die dan alsnog op latere leeftijd aan een baan moeten zien te komen.
Verval alimentatieplicht bij bereiken AOW-gerechtigde leeftijd alimentatieplichtige geschrapt
Ook de tweede belangrijke wijziging in de nota is bedoeld om deze groep oudere alimentatiegerechtigden te ontzien. In de eerdere voorstellen was opgenomen dat de alimentatieplicht zou eindigen bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd door de alimentatieplichtige. Dat is in deze derde nota van wijziging geschrapt. Ook ná het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd kan de alimentatieplicht voortduren. Dat is (met name) goed nieuws voor alimentatiegerechtigden die op grond van de eerder besproken uitzonderingen op de hoofregel recht hebben op een langere termijn van 10 jaar, maar van wie de ex-echtgenoot tegen de AOW-leeftijd aan zit. In de eerdere versies van de wet konden zij vanwege het vervallen van de alimentatieplicht bij het bereiken van de AOW-leeftijd niet profiteren van die langere termijn, maar dat is met deze wijziging aangepast.
Wat gaat er gebeuren met de hardheidsclausule?
Na al deze wijzigingen is de vraag gerechtvaardigd: zijn we er dan nu? Is dit het wetsvoorstel waarover gestemd gaat worden? Als het aan de SP ligt niet. SP-justitiewoordvoerder Michiel van Nispen diende, een paar dagen voor de publicatie van de derde nota van wijziging, twee amendementen op het wetsvoorstel in. Het ene amendement ziet op de evaluatietermijn die in het wetsvoorstel is opgenomen (zie deze link). Het wetsvoorstel regelt een evaluatie na 5 jaar na inwerkingtreding, maar Van Nispen merkt terecht op dat de effecten van deze wet dan nog niet zichtbaar zijn, en stelt voor om de evaluatie uit te voeren 8 jaar na inwerkingtreding.
Het andere amendement is van groter belang voor de rechtspraktijk. Dit amendement (zie hier) voorziet in een lichter toetsingskader voor verlengingsverzoeken na afloop van de partneralimentatietermijn op grond van de nieuwe wet. De hardheidsclausule van het huidige artikel (art. 1:157 lid 5 BW) wordt door het amendement verruimd. Volgens Van Nispen is dit nodig om te voorkomen dat “de normen die zijn ontwikkeld in de jurisprudentie over het oude artikel onverkort worden toegepast op het nieuwe artikel, waardoor er in de praktijk nauwelijks een geslaagd beroep op de hardheidsclausule mogelijk is.” Gezien de ingrijpende verkorting van de alimentatietermijnen is dat onwenselijk, aldus de indiener van het amendement: de rechtbanken moeten de ruimte hebben om maatwerk te bieden om te voorkomen dat als gevolg van de kortere termijnen schrijnende gevallen ontstaan.
Het is de vraag wat het parlement met dit amendement gaat doen. Aan de ene kant hebben de indieners van het wetsvoorstel met hun derde nota van wijziging wat wind uit de zeilen van het amendement genomen, door zelf al met verzachtende maatregelen voor de groep oudere alimentatiegerechtigden te komen. Aan de andere kant hebben meerdere fracties in de eerste termijn gepleit voor de mogelijkheid van maatwerk, waar dit amendement, meer dan het wetsvoorstel zelf, in voorziet. Het laat zich op dit moment slecht voorspellen of er voldoende steun zal zijn voor deze aanpassing; dat zal waarschijnlijk pas bij de behandeling in tweede termijn blijken.
Dat het wetsvoorstel zelf op ruim voldoende steun in de Kamer kan rekenen is allang duidelijk. Deze nota van wijziging zal deze steun waarschijnlijk nog wat verder hebben vergroot. Alimentatiegerechtigden en alimentatieplichtigen weten dus op hoofdlijnen wat hun te wachten staat, vanaf januari 2020.
Mr. drs. Ariane Hendriks en Mr. drs. Ingrid Vledder
Dit artikel verscheen eerder op de Kennisbank van Split-Online
Contactgegevens
Van Kempen c.s. AdvocatenPostbus 10282
1001 CC Amsterdam
T: 020-6385150
Bezoekadres:
Keizersgracht 62
1015 CS Amsterdam
Routebeschrijving >