Verklaring namens (ouders van) slachtoffers misbruik Joodse school
Onlangs vond de inhoudelijke behandeling plaats van de strafzaak tegen een voormalig docent van een Joodse school in Amsterdam wegens seksueel misbruik van een aantal leerlingen.
Margreet de Boer van Van Kempen c.s. Advocaten trad in deze zaak op als advocaat van een aantal (ouders van) slachtoffers.
Zij heeft tijdens de strafzaak namens de ouders een spreekrechtverklaring voorgelezen.
Daarnaast heeft zij de rechtbank gevraagd om ook in tweede termijn (na het requisitoir van het OM en het pleidooi van de advocaat van de verdachte) namens haar cliënten nog kort te mogen reageren. Dat werd door de rechtbank niet toegestaan.
Hieronder de verklaring zoals die is voorgelezen, en de punten die Margreet de Boer namens haar cliënten in tweede termijn naar voren had willen brengen.
Spreekrechtverklaring mr. Margreet de Boer namens cliënten, 17 april 2018
Voor mijn cliënten – kind 2 en de ouders van kind 1, 3, 4 en 7- zijn de afgelopen zes jaar zwaar geweest.
Het was zwaar om geconfronteerd te worden met het feit dat een meester die door hen allen geliefd was, misbruik maakte van hun kinderen , of in geval van kind 2, van hemzelf.
Zwaar om dit uit te spreken binnen de kleine, gesloten orthodox-joodse gemeenschap in Amsterdam.
Zwaar om tegen de druk vanuit de gemeenschap en de school in, en tegen hun eigen gevoel de vuile was niet buiten te mogen hangen in, melding of aangifte te doen bij de politie.
Zwaar om te moeten ervaren dat het strafproces zich jaren voortsleepte. Met name voordat de verdachte werd uitgeleverd aan Nederland hadden zij het gevoel dat er niets gebeurde. Nadat de verdachte werd uitgeleverd hoopten zij dat de zaak snel afgehandeld zou kunnen worden, maar helaas moesten zij ervaren dat het nog anderhalf jaar geduurd heeft, vooral door de vele onderzoekswensen van de verdachte.
In de jaren dat de procedure duurde, vielen gezinnen uit elkaar, en verscherpten de tegenstellingen binnen de gemeenschap zich. De zaak werd een zaak die de orthodoxe gemeenschap in Amsterdam in tweeën deelde; mijn cliënten voelden zich hiervan nogmaals slachtoffer. Wat zij hebben gedaan is het naar buiten brengen wat zij hebben meegemaakt; wat hun kinderen hebben meegemaakt en hun hebben verteld. Wat zij daarna hebben ervaren is dat ze worden bejegend als mensen die het slecht voor hebben met de school, met de gemeenschap. Ook dat valt hen erg zwaar. Zoals gezegd is de gemeenschap klein, en is er maar een orthodoxe school.
En mijn cliënten dragen de gemeenschap, en de school een warm hart toe. Ze maken er deel van uit, veel kinderen gaan nog steeds naar het Cheider, ouders hebben contact met de school.
De suggestie als zouden mijn cliënten iets tegen de school hebben, of de tweestrijd binnen de gemeenschap voeden is dan ook volledig onterecht.
Wat voor cliënten heel zwaar was, was hetgeen over hen is geschreven in het rapport van mevrouw Van Hoof; het rapport dat ook hier vandaag is besproken. Ik kan ze voorhouden dat de rechtbank niet zomaar alles wat daarin wordt geschreven voor waar zal aannemen, maar het staat er wel, en cliënten willen graag dat ik er iets over zeg.
Zij verbazen zich er over dat iemand die een goede bekende is van de familie van de verdachte optreedt als deskundige.
Maar het rapport zelf steekt nog meer.
Op basis van een algemene inleiding over seksueel misbruik en over het orthodoxe Jodendom in Nederland worden allerlei veronderstellingen gedaan over de gezinnen van cliënten. Over hun opvattingen, hun gewoonten, hun gedrag. Vooronderstellingen die niet worden getoetst aan werkelijkheid, en waar cliënten nooit over zijn bevraagd. Vooronderstellingen die op een groot aantal punten onjuist zijn of nuancering behoeven.
Vervolgens worden op basis van die – deels onjuiste- vooronderstellingen verregaande conclusies getrokken over of bepaalde feiten zich wel voorgedaan kunnen hebben, en over de betrouwbaarheid van verklaringen.
Maar dat is nog niet alles: het rapport is ook erg suggestief over mijn cliënten. Er wordt gesproken van en gehint op mogelijke psychopathologie, op probleemgezinnen. Cliënten ervaren dit als een poging alles uit de kast te halen om de betrouwbaarheid van hun verklaringen onderuit te halen.
De suggestie als zouden kind 3 en 4 mogelijk door anderen misbruikt zijn, met de suggestie dat dat binnen het eigen gezin zou liggen, spant daarbij wel de kroon. Een suggestie die overigens niet alleen in het rapport van Van Hoof wordt gedaan, maar ook uit de omgeving van de verdachte in breder verband naar buiten wordt gebracht, zoals blijkt uit de publicatie in de Telegraaf van gisteren.
Laat ik duidelijk zijn: cliënten hadden en hebben geen enkel motief om onjuiste beschuldigingen te uiten over de verdachte, of om de school of anderen binnen de gemeenschap in een kwaad daglicht te stellen.
Wat zij willen is gerechtigheid.
En zij hopen van harte dat die gerechtigheid er nu, na bijna zes jaar, gaat komen.
Punten die Margreet de Boer namens cliënten in tweede termijn naar voren had willen brengen (hetgeen niet werd toegestaan door de rechtbank)
Ik wil in tweede termijn graag op een aantal punten – kort – ingaan.
De rechtbank had uit de in eerste termijn afgelegde spreekrechtverklaring blijkbaar begrepen dat ik of één van mijn cliënten had gezegd dat de deskundige mevrouw Van Hoof bevriend was met de verdachte. De rechtbank heeft dit vervolgens voorgelegd aan de verdachte, die dit ontkende. Door of namens mijn cliënten is echter iets anders gezegd: namelijk dat de deskundige en de familie van de verdachte elkaar kennen. Zowel de vader van de verdachte als mevrouw Van Hoof zijn actief binnen de Liberaal Joodse Gemeente. Zo was mevrouw van Hoof in ieder geval tot oktober 2017 lid van de academische commissie van het Levisson Instituut, een functie die zij inmiddels van haar LinkedIn profiel heeft verwijderd (maar die wel is vermeld op haar oude profiel) en die ook niet staat vermeld in haar cv in haar rapportage. Uit dien hoofde kende zij de vader van de verdachte in ieder geval functioneel goed. Dat zij deze band met de familie van de verdachte verzwijgt bevreemdt des te meer nu zij in haar rapport scherpe kritiek uit op de deskundige bij het AMC vanwege het feit dat die zich niet afzijdig hield nu zij de orthodoxe gemeenschap goed kende.
Voorts wil ik nogmaals naar voren brengen dat ik het betreur dat de rechtbank niet heeft besloten met kindnummers te werken, maar de namen van de kinderen tijdens de zitting voluit te noemen. Cliënten hebben moeten ervaren dat op social media in ieder geval de naam van één van de slachtoffers is genoemd. Dit hoeft natuurlijk niet het gevolg te zijn van het noemen van de namen ter zitting, maar ik wil de rechtbank wel oproepen om volgende zaken met minderjarige slachtoffers wel met kindnummers of initialen te werken.
In het requisitoir komt het OM tot de conclusie dat niet bewezen kan worden dat er ten aanzien van kind 1 sprake is geweest van ontucht. Daarbij gaat het OM er van uit dat de handelingen die bij dit kind zijn gepleegd – het masseren van schouders en nek – niet als ontuchtig kunnen gelden.
Nog afgezien van het feit dat de ouders van dit kind er van overtuigd zijn dat er voldoende signalen zijn dat de aanrakingen bij hun zoon verder gingen, is zeer wel te betogen dat ook de massages van schouder en nek gezien de context als ontuchtig zijn te bestempelen. Ik heb begrepen dat in de uitspraak die het Israëlische Hooggerechtshof op 4 september 2016 heeft gedaan inzake de uitlevering ook deze lijn is gevolgd, en dat hierin is overwogen dat de zaken waarbij de verdenking bestaat ten aanzien van expliciete seksuele handelingen niet kunnen worden onderscheiden van de zaken waarin dat niet het geval was: ook in die zaken is er sprake van een seksuele intentie. Vertaald naar de Nederlandse terminologie: ook in die zaken hebben de aanrakingen een ontuchtig karakter. Ik verzoek de rechtbank dit in de overwegingen mee te nemen.
Door de verdediging is in het pleidooi veel over de kinderen en hun ouders gezegd. Er zijn hun wederom problemen, eigenschappen, overtuigingen en motieven toegekend die zij niet hebben. Het voert te ver om alles te weerleggen. Ik verwijs nogmaals naar wat ik hierover in eerste termijn al heb gezegd, en herhaal dat mijn cliënten voordat de verdenking van seksueel misbruik aan de orde was niets tegen de verdachte hadden. Ook weerspreken zij met klem dat er aan hun kant sprake is van homofobie, zoals wordt gesuggereerd.
Op een tweetal punten wil ik wat door de verdediging wordt gesteld wel expliciet weerleggen.
De verdediging brengt naar voren dat uit de informatie uit het leerlingvolgsysteem van kind 1 blijkt dat die kind moeite heeft met het maken van onderscheid tussen realiteit en fantasie. In het leerlingvolgsysteem wordt daar het voorbeeld aan gekoppeld dat hij grapjes letterlijk neemt. Het mag bekend zijn dat kinderen met autisme -zoals ook uit het dossier blijkt heeft kind 1 hier last van- moeite hebben met fantasie, en geneigd zijn alles letterlijk te nemen. Als zij grapjes maken gebeurt dat vaak geforceerd, en corrigeren zij dit onmiddellijk. Dit is dus heel wat anders dan “we zagen bij kind 1 een grote fantasie” zoals mr. Knoops het in zijn pleidooi parafraseerde.
Ten aanzien van kind 7 suggereert de verdediging dat de verklaring van het kind en zijn gedragsverandering niet serieus moet worden genomen omdat er problemen waren binnen het gezin. Hij vergeet daarbij te vermelden dat ook uit het leerlingvolgsysteem blijkt dat de ouders de problemen binnen het gezin hebben aangepakt, hulp hebben geaccepteerd en hiervoor zeer gemotiveerd zijn.
Dit zijn slechts twee voorbeelden van door de verdediging geponeerde onjuistheden en onzorgvuldigheden; het pleidooi bevat er zo veel dat het ondoenlijk is ze allemaal te benoemen.
De suggestie van de verdediging lijkt te zijn dat kinderen met eigen problematiek of met problemen in het gezin niet misbruikt worden. Helaas is niets minder waar; kwetsbare kinderen zijn relatief vaker slachtoffer.
Tot slot een paar woorden over hoe kind 2 – die vrijwel de gehele behandeling aanwezig is geweest, deze rechtszaak heeft ervaren. Het was voor hem zeer bevreemdend om iedereen van alles te horen zeggen over zijn ervaringen, zijn gedrag, zijn verklaringen en zijn bedoelingen, zonder dat hem iets werd gevraagd, of hij zijn kant van het verhaal mocht belichten. Hetzelfde geldt voor de situatie op school, zoals het feit dat twee van de drie toiletten niet eenmalig maar eigenlijk altijd buiten werking waren. Maar wat hem het meest kwetst is de suggestie alsof wat hem is overkomen, wat de verdachte met hem heeft gedaan, onschuldige aanrakingen waren zoals getoond in het filmpje over juf Kiet. “Dat is niet waar het over gaat”.
Contactgegevens
Van Kempen c.s. AdvocatenPostbus 10282
1001 CC Amsterdam
T: 020-6385150
Bezoekadres:
Keizersgracht 62
1015 CS Amsterdam
Routebeschrijving >