Het Wetsvoorstel herziening partneralimentatie 2.0

Het Wetsvoorstel herziening partneralimentatie 2.0

Daar was-ie opeens: de Nota van wijziging waarmee het Wetsvoorstel herziening partneralimentatievergaand wordt aangepast. Leidde dat tot veel rumoer? Volstrekt niet. De Nota is – waarschijnlijk vanwege de verkiezingen – eigenlijk nauwelijks opgemerkt. En dat is jammer, want er is veel goeds te melden over de voorgestelde wijzigingen.

Hoe zat het ook al weer?

Op 19 juni 2015 dienden Tweede Kamerleden Foort van Oosten (VVD), Jeroen Recourt (PvdA) en Magda Berndsen-Jansen (D66) een wetsvoorstel in waarin de regels over partneralimentatie grotendeels overhoop werden gehaald. Er moest een andere grondslag komen, een eenvoudiger berekeningsmethode, een verkorting van de alimentatieduur, en partijen zouden bij huwelijkse voorwaarden partneralimentatie kunnen uitsluiten.

En, misschien het meest ingrijpend, er zou alleen nog een recht op partneralimentatie bestaan wanneer het huwelijk aantoonbaar heeft geleid tot een verlies aan verdiencapaciteit.

Kritiek

Al snel kwam er veel kritiek op het voorstel. Wij uitten in de Volkskrant en Trouw onze zorgen over de gevolgen die het voorstel zou hebben voor de economische positie van vrouwen. In onze ogen hield het Wetsvoorstel geen rekening met de maatschappelijke realiteit waarbij nog steeds vrouwen het merendeel van de zorg voor de kinderen op zich nemen en de mannen carrière maken. Het voorstel pakte door de voorgestelde berekeningssystematiek uiterst onrechtvaardig voor vrouwen uit. Het zou ertoe leiden dat veel vrouwen na scheiding een armoedeval maken.

Namens de vFAS vroegen Rob van Coolwijk en Hanneke Moons zich af of met dit Wetsvoorstel de partneralimentatie daadwerkelijk eerlijker, simpeler en korter wordt. De auteurs waren ook uiterst kritisch over de wijziging van de grondslag van lotsverbondenheid in verlies aan verdiencapaciteit.

De Raad voor de Rechtspraak stelde in zijn reactie vraagtekens bij de voorgestelde contractsvrijheid, waarbij aanstaande echtgenoten voorafgaand aan hun huwelijk afspraken maken over de partneralimentatie. Immers ‘zij voldoen niet aan het beeld van de calculerende en goed overwegende mensen, die op basis van gelijkwaardigheid hun zaken onderling regelen.’

Ten slotte, de reactie van de Raad van State op het Wetsvoorstel was – het kan echt niet anders worden gezegd - vernietigend. Zo merkte de Raad op dat de initiatiefnemers uitgaan van een situatie die ver verwijderd is van de huidige maatschappelijke realiteit. De verdeling van arbeid en zorg is in de meeste gevallen niet gelijk. Door de veranderde grondslag kunnen er schrijnende situaties ontstaan doordat er geen recht op partneralimentatie bestaat. De Raad adviseerde de initiatiefnemers het Wetsvoorstel en in het bijzonder de voorgestelde berekeningssystematiek en de (wijze van) beperken in duur te heroverwegen en op een groot aantal punten aan te passen.

En toen?

Lange tijd trokken de initiatiefnemers zich ogenschijnlijk weinig aan van de kritiek. Zo was de reactie op het advies van de Raad van State ontluisterend. Beleefdheidshalve werd opgemerkt dat zij met belangstelling hadden kennisgenomen van het advies, maar uit de nadere reactie bleek dat zij zich er niets van aantrokken. De zelfredzaamheid van mensen is en blijft, aldus de indieners, het uitgangspunt. De voorgestelde wijziging van de grondslag voor alimentatie past beter bij de moderne maatschappij waar man en vrouw gelijkwaardig zijn. Het wetsvoorstel hoopt die trend te ondersteunen. De arbeidsparticipatie van vrouwen zal hierdoor toenemen. Ook alle andere kritiekpunten (afschaffing art.1:160 BW, uitsluiting indexering, contractsvrijheid, de termijn waarbinnen je een verzoek moet doen) legden zij naast zich neer.

Wetsvoorstel herziening partneralimentatie 2.0

En dan wordt plotsklaps op de vooravond van de verkiezingen een Nota van wijziging ingediend waarmee het Wetsvoorstel radicaal wordt gewijzigd. Op hoofdlijnen gaat het om het volgende:

  • De grondslag voor partneralimentatie wordt niet gewijzigd. Uitgangspunt blijft handhaving van de welstand voor het verbreken van het huwelijk.
  • Art. 1:160 BW wordt niet geschrapt. Er komt wel een nieuw artikellid dat regelt dat de alimentatiegerechtigde voor een periode van zes maanden kan samenwonen zonder definitief de aanspraak te verliezen.
  • Het blijft toch mogelijk om na vaststelling de alimentatie te wijzigen.
  • Geen uitsluiting indexering.
  • Geen contractsvrijheid om in onderling overleg partneralimentatie uit te sluiten teneinde zwakkere partij in het huwelijk te beschermen.

En nu?

Het moet gezegd, met de Nota van wijziging is het Wetsvoorstel enorm opgeknapt. Door handhaving van de grondslag van lotsverbondenheid blijft in meer gevallen het recht op partneralimentatie bestaan, wat gelet op de economische positie van vrouwen terecht is. De volstrekt ondoorgrondelijke rekenmethode voor het bepalen van het verlies van verdiencapaciteit is door het ongewijzigd blijven van de grondslag gelukkig ook van tafel. Het voorstel borduurt verder op reeds bestaande jurisprudentie, waardoor er minder rechtsonzekerheid zal ontstaan. De verkorting van de termijn naar vijf jaar is eigenlijk het enige punt dat fier overeind is gebleven.

Het stemt ons hoopvol dat de indieners zich de kritiek hebben aangetrokken en hierop hun voorstel hebben aangepast. We vragen ons af in hoeverre deze wijzigingen het gevolg zijn van voortschrijdend inzicht in de positie van de alimentatiegerechtigde of eerder zijn ingegeven door de kritiek uit de rechtspraktijk.

Wij verwachten dat het Wetsvoorstel in de huidige vorm wel door de Tweede Kamer zal worden aangenomen. En dan wordt het interessant. Eerdere pogingen van advocaten om anticiperend op het Wetsvoorstel een verkorting van de alimentatietermijn te verkrijgen sneuvelden, aangezien afgewacht moest worden of het voorstel de status van wet verkrijgt. Dit wordt anders op het moment dat het voorstel door de Tweede Kamer is. Dat betekent dat vanaf dat moment, althans dat schatten wij in, een goed gemotiveerd verzoek om verkorting van de twaalfjaarstermijn meer kans van slagen zal maken. Werk aan de winkel dus voor de advocaat die de alimentatieplichtige bijstaat!

En dus?

Maar de belangrijkste gevolgtrekking is dat het vanaf nu echt werk aan de winkel is voor die vrouwen en mannen voor wie de verkorting van de termijn grote financiële gevolgen kan hebben. Aan de keukentafel dient opnieuw, of voor het eerst, gesproken te worden over de verdeling van arbeid en zorg, hoe deze gezamenlijke keuzes voor de echtelieden afzonderlijk uitpakken, juist ook in geval het huwelijk sneuvelt, en hoe de bestaande verdeling kan worden aangepast om die gevolgen meer in evenwicht te brengen. Dat zijn geen gemakkelijke gesprekken om te voeren, maar wel noodzakelijk in het huidige tijdsgewricht. De alimentatiegerechtigde is nu echt aan zet!

Mr. drs. Ingrid Vledder en Mr. drs. Ariane Hendriks

 

Dit artikel verscheen op 22 maart 2017 op de kennisbank van Split-online

Ingrid Vledder is advocaat bij Neijenhof Luyt Advocaten

Ariane Hendriks is advocaat bij Van Kempen c.s. Advocaten

Van Kempen c.s. Advocaten

Contactgegevens

Van Kempen c.s. Advocaten
Postbus 10282
1001 CC Amsterdam
T: 020-6385150

Bezoekadres:
Keizersgracht 62
1015 CS Amsterdam
Routebeschrijving >